Wifi Troubleshooting

De juiste wifi-kanalen kiezen om storing te voorkomen

Door WifiQ7 min lezen

Ontdek per band (2,4/5/6 GHz) de beste wifi-kanalen en kanaalbreedtes. Vermijd auto-channel valkuilen en leer handmatig fine-tunen voor stabiele, snelle wifi.

WIFI TROUBLESHOOTING

Door WifiQ7 min lezen

Waarom kanaalkeuze het verschil maakt

Wifi deelt de ether met buren, IoT, bluetooth en huishoudelijke apparaten. Kies je een druk kanaal of een te brede kanaalbreedte, dan ontstaan wachtrijen, pakketverlies en hogere latency. De kern: beperk co‑channel interference (meerdere netwerken op hetzelfde kanaal) en voorkom adjacent‑channel overlap (kanalen die elkaar overlappen). Met een doordachte kanaalstrategie verhoog je doorvoersnelheid, stabiliteit en batterijduur van clients, zonder extra hardware. Het is vaak de snelste, goedkoopste optimalisatie die je vandaag kunt doen.

2,4 GHz vs 5 GHz vs 6 GHz: wat kies je wanneer?

2,4 GHz reikt ver en gaat beter door muren, maar is drukker en heeft minder bruikbare, niet‑overlappende kanalen. Aanbeveling: gebruik 2,4 GHz primair voor IoT en basisbereik; kies 20 MHz kanaalbreedte. 5 GHz biedt meer kanalen, hogere doorvoer en minder storing; ideaal voor laptops, tv’s en videobellen. 6 GHz (Wi‑Fi 6E/7) is het schoonst en snelst, maar vereist compatibele clients en heeft kortere reikwijdte. Praktisch: geef moderne devices voorrang op 5/6 GHz en laat 2,4 GHz voor legacy en IoT.

Kanaalbreedte: 20/40/80/160 MHz uitgelegd

Breder is niet altijd beter. Een breder kanaal verhoogt theoretische snelheid, maar vergroot ook de kans op overlap en hertransmissies. Richtlijn: 2,4 GHz altijd 20 MHz. In 5 GHz is 40 MHz vaak een goed compromis in omgevingen met meerdere netwerken; 80 MHz alleen waar weinig buren zijn. 160 MHz heeft vooral nut in zeer schone omgevingen of point‑to‑point scenario’s met moderne clients. In 6 GHz kun je 80 MHz veilig inzetten; 160 MHz kan, mits de bezetting laag is en je latency‑gevoelige taken meeneemt in de afweging.

Auto‑channel: handig, maar niet blind vertrouwen

Auto‑channel is een bruikbare start, maar algorithmes optimaliseren niet altijd voor jouw drukste tijden of unieke plattegrond. Sommige routers kiezen te brede kanalen of mijden DFS‑kanalen zó agressief dat je in drukke niet‑DFS‑segmenten belandt. Combineer auto‑channel met periodieke metingen en stel waar nodig handmatig bij. Tip: plan her‑evaluaties na firmware‑updates of wanneer er nieuwe buren/apparaten bijkomen. In bedrijfsomgevingen kan een controller dit deels automatiseren, maar een korte site survey blijft onmisbaar.

Handmatige fine‑tuning in 5 stappen

  1. Scan de omgeving: inventariseer kanalen, signaalsterktes en kanaalbezetting.
  2. Kies per band de minst bezette kanalen; in 2,4 GHz meestal 1/6/11 (EU‑apparaten ondersteunen soms ook 13, maar check clientcompatibiliteit).
  3. Stel kanaalbreedtes in: 2,4 GHz 20 MHz; 5 GHz 40–80 MHz afhankelijk van drukte; 6 GHz 80 MHz als veilige basis.
  4. Stem zendvermogen af: te hoog veroorzaakt meer overlap; mik op consistente dekking met zo min mogelijk overspraak.
  5. Valideer met metingen op piekmomenten en pas bij waar nodig.

Interferentie en omgevingsfactoren

Niet‑wifi‑bronnen beïnvloeden vooral 2,4 GHz: magnetrons, draadloze babyfoons, bluetooth en sommige IoT‑hubs. Plaats access points weg van grote metalen objecten en elektrische kasten; idealiter hoog en vrij van obstakels. In 5 GHz/6 GHz kunnen DFS‑radars invloed hebben: bij detectie wisselt het access point van kanaal, wat een korte onderbreking kan geven. Werk je dicht bij een radarbron of luchthaven, kies dan stabiele niet‑DFS‑kanalen. Test op meerdere tijdstippen om seizoens- en dagpatronen te vangen.

Meten is weten: tools en metrics

Gebruik wifi‑analyzers (bijv. WiFiman, NetSpot of de wifi‑scanner in je router) om kanaalgebruik, signaalsterkte (RSSI) en ruis te bekijken. Streef voor werkplekken naar RSSI rond −55 tot −65 dBm; voor algemene dekking kan −67 tot −70 dBm volstaan. Kanaalbezetting idealiter ruim onder 50% op piekuren. Let ook op retry‑percentages en latency tijdens videobellen/gaming. Meet voor en na wijzigingen, op meerdere locaties. Leg resultaten vast, zodat je later kunt herleiden welke ingreep het meeste effect had.

Veelvoorkomende fouten om te vermijden

  • 40 MHz gebruiken op 2,4 GHz (vergroot overlap sterk).
  • Te hoog zendvermogen instellen (meer reikwijdte, maar ook meer interferentie).
  • Alle access points op hetzelfde kanaal zetten in één ruimte.
  • DFS‑kanalen inzetten zonder te testen op radar‑events, of ze juist onnodig mijden in schone omgevingen.
  • Access points in kasten of achter tv‑meubels verstoppen.
  • Kanaal 12/13 kiezen zonder te checken of alle clients die ondersteunen (met name internationale/oudere devices).

Resultaat: prestaties, kosten en risico’s

Goed gekozen kanalen leveren direct merkbare winst: hogere doorvoersnelheid, lagere latency, minder wegvallende verbindingen en langere accuduur door minder retries. Kosten blijven beperkt tot tijd voor metingen en eventueel een access‑point dat fijnere instellingen ondersteunt. Risico’s: bij DFS kan een radardetectie een korte onderbreking veroorzaken; bij té brede kanalen kun je in drukte juist slechter presteren. Door periodiek te meten, de omgeving te begrijpen en gefaseerd aan te passen, houd je de risico’s klein en het rendement groot.

FAQ

Veelgestelde vragen

Antwoorden op de meest gestelde vragen over WiFi

Professionele WiFi Ondersteuning Nodig?

Wil je vandaag nog minder wifi‑storing? Plan een snelle kanaalcheck: we meten, kiezen de beste kanalen per band en zetten veilige instellingen voor stabiele, snelle wifi.

VERDER LEZEN

Aanbevolen artikelen

Meer expert kennis over enterprise WiFi optimalisatie

1