Wi‑Fi 6, 6E en 7: wat betekent dit voor uw bedrijfsnetwerk?

Wi‑Fi 6 (802.11ax) verhoogt vooral de efficiëntie en capaciteit. Het gebruikt technieken als OFDMA en MU‑MIMO (uplink en downlink) om veel gelijktijdige gebruikers soepel te bedienen. BSS Coloring vermindert storingen tussen overlappende netwerken en Target Wake Time helpt batterijen van mobiele en IoT‑apparaten te sparen. In theorie zijn hoge snelheden mogelijk, maar het echte voordeel zit in stabielere prestaties onder druk.

Wi‑Fi 6E is functioneel gelijk aan Wi‑Fi 6, maar voegt de 6 GHz‑band toe. Dat extra spectrum biedt meer en bredere kanalen met minder interferentie. Houd rekening met regionale regelgeving: in Europa is de onderste 6 GHz‑band vrijgegeven. 6 GHz kent kortere reikwijdte dan 5 GHz; vaak zijn iets meer access points nodig.

Wi‑Fi 7 (802.11be) bouwt hierop voort met 320 MHz‑kanalen, 4K‑QAM en vooral Multi‑Link Operation (MLO), waarmee apparaten tegelijk over meerdere banden kunnen communiceren. Dat verkort latency en maakt de verbinding robuuster, met name voor real‑time toepassingen.

Een upgrade loont wanneer u piekdrukte, latentiegevoelige applicaties of veel draadloze werkplekken heeft. Denk aan kantoren met videomeetings, VDI, samenwerkingstools, callcenters, onderwijsruimtes of zorgomgevingen met kritieke draadloze workflows. Wi‑Fi 6 levert direct winst bij hoge dichtheid; 6E voegt rustiger spectrum toe voor moderne clients; Wi‑Fi 7 is aantrekkelijk wanneer u voorspelbare, lage latency en zeer hoge doorvoer nodig hebt.

Ook speelt de levensduur van hardware mee. Draait u nog op access points van twee generaties terug, of mist u WPA3‑ondersteuning? Dan is het moment daar. Let wel: de waarde stijgt als ook clients (laptops, smartphones, scanners) de nieuwe standaarden ondersteunen. Een gefaseerde vervanging – eerst core, switch en bekabeling, daarna access points en ten slotte clients – verkleint risico’s en spreidt kosten.

Begin met een professionele site survey (meting op locatie). Combineer een passieve en actieve meting om dekking, capaciteit en interferentie te bepalen. Leg vast hoeveel gelijktijdige gebruikers en welke applicaties per zone verwacht worden. Gebruik die inzichten voor access‑pointplaatsing, vermogensinstellingen en kanaalplan.

Kies kanaalbreedtes bewust. In drukke 5 GHz‑omgevingen werkt 20/40 MHz vaak beter dan 80 MHz. In 6 GHz is 80 MHz meestal haalbaar dankzij meer beschikbare kanalen; 160/320 MHz kan in specifieke scenario’s. Voorzie in multi‑gig switches (2.5G/5G) en voldoende PoE‑budget, zeker voor Wi‑Fi 6E/7‑access points. Beveiliging: stap over op WPA3‑Enterprise met certificaten, minimaliseer het aantal SSID’s (bijv. 3–4) en segmenteer verkeer met VLAN’s. Activeer 802.11k/v/r voor sneller roamen en prioriteer real‑time verkeer met QoS (WMM/DSCP‑mapping).

Reken in de praktijk op merkbaar lagere latency, betere doorvoersnelheid per gebruiker en vooral consistente prestaties bij drukte. Wi‑Fi 6/6E haalt dit via efficiënter spectrumgebruik; Wi‑Fi 7 voegt MLO toe voor nog stabielere respons. Verwacht niet overal top‑snelheden: muren, clientradio’s en interferentie blijven bepalend. Meet vóór en na uitrol om realistische SLA’s te formuleren.

Kosten zitten in access points, licenties, multi‑gig switching, bekabeling, ontwerp/metingen en beheer. Een goed ontwerp voorkomt over‑ of onderdekking en bespaart later herwerk. Risico’s zijn er ook: te brede kanalen in drukke gebieden, verkeerde vermogensinstellingen, te veel SSID’s, vergeten roamingoptimalisaties, of 6 GHz inzetten zonder te beseffen dat de reikwijdte kleiner is. Met een pilot en duidelijke acceptatiecriteria reduceert u deze risico’s aanzienlijk.

1. Assess: inventariseer eisen (gebruikers, apparaten, applicaties, SLA’s) en de staat van bekabeling, switches en stroomvoorziening.
2. Design: voer een site survey uit, maak een kanaal‑ en vermogensplan, bepaal SSID‑strategie, beveiliging en QoS.
3. Pilot: test in een representatieve zone met echte gebruikers en meet latency, roaming, doorvoer en spraak/video‑kwaliteit.
4. Uitrol: vervang gefaseerd, start met kritieke afdelingen en plan vensters voor minimaal productieverlies.
5. Optimaliseer: monitor, voer post‑deployment metingen uit en stel RF‑tuning, bandselectie en power levels bij.

Werk tenslotte aan adoptie: informeer gebruikers, zorg voor duidelijke naamgeving van SSID’s en bied hulp bij het migreren naar WPA3‑Enterprise (bijv. via onboardingtools en certificaatdistributie).